Voorwoord
Een afstudeervisie.
Reflecteren op een verschijnsel journalistiek. En er dan ook nog eens je mening
in geven. Eerlijk gezegd niet iets voor mij: ik maak liever gewoon
journalistieke producten. Daarom heb ik dit afstudeerproduct maar een beetje op
die manier geprobeerd te benaderen. Ik wilde een verhaal vertellen.
Het ging een verhaal over
buitenlandjournalistiek worden, dat was wel duidelijk. Voor een klein land als
Nederland is buitenlandjournalistiek belangrijk. Voor mijzelf ook. Nieuws heeft
sneller waarde als het dichtbij gebeurt, maar in het buitenland gebeurt zoveel
meer. Andere culturen zorgen voor de interessantste verhalen. Het is niet voor
niets dat ik ervoor koos om mijn tweede stage in Berlijn te lopen bij het NOS
Bureau, om vervolgens zes maanden Italiaanse Taal en Cultuur te studeren in
Siena.
Dat er iets speelt in de
buitenlandjournalistiek is wel duidelijk. Correspondenten met vaste contracten
worden op hun post steeds vaker vervangen door freelancers en die bedienen
vervolgens meerdere omroepen. Interessant werd het toen Marjon van Royen
recentelijk uit haar slof schoot. Ze werd het slachtoffer van het nieuwe beleid
dat de NOS in 2010 inzette, en moest haar plek als correspondent in
Zuid-Amerika afstaan. “Dan denk ik: waarom moeten alleen de correspondenten
rouleren? Waarom rouleert hoe heet hij nou, die jongen die altijd in Den Haag
zit. Ferry Mingelen, ja. Die mag dan ook wel eens
rouleren”, zei Van Royen in VARAGids.
Voor mij was de vraag iets
meer elementair. Wat is het voordeel van het beleid om correspondenten al snel
te verwisselen? Je raakt toch meteen een schat aan kennis kwijt? In deze
afstudeervisie probeer ik er een vinger achter te leggen. Met uiteraard een
internationaal tintje. Navelstaren wil ik niet, ik wil zien wat er in de rest
van Nederland gebeurt, en daarom is ook dat onderdeel van mijn visie.
In het eerste deel van
mijn visie geef ik een situatieschets. Hoeveel correspondenten zijn er, hoeveel
media bedienen ze, en wat is daar in de afgelopen jaren in veranderd?
Vervolgens behandel ik de beleidsverandering bij de NOS en bespreek ik wat er
eigenlijk verwacht wordt van een correspondent. Na de blik op het buitenland
werk ik toe naar een conclusie, die – wellicht weinig verrassend – negatief is
uitgevallen ten opzichte van het doorwisselbeleid als principe.
Situatieschets
Voordat
we kijken naar de rol van correspondenten en de omslag die de NOS maakte door
een maximumtermijn voor ze in te stellen, is het belangrijk om te kijken naar
de ontwikkelingen die de correspondentennetwerken bij diverse media de
afgelopen jaren hebben doorgemaakt. Tegen de verwachting van
buitenlandredacties bij verschillende nieuwsmedia in,
steeg het aantal correspondenten voor Nederlandse media tussen 2006 en 2012. De
Nieuwe Reporter maakte een update van een onderzoek dat Peter Vasterman en
Leendert van der Valk in 1989, 1995 en 2006 deden naar
buitenlandcorrespondenten. In 2006 waren het er nog 241, in 2012 bleek dat
aantal opgelopen naar 250. Bovendien kregen de correspondenten gemiddeld meer
opdrachtgevers in de periode 2006-2012: van gemiddeld 1,34 naar 1,55. Dat maakt
dat de 250 professionele correspondenten die in 2012 bekend waren, samen 388
correspondentschappen vervulden, tegen 323 in 2006. Een opvallend cijfer:
ondanks de economisch mindere periode en de daaruit voortvloeiende
bezuinigingen en dalende reclame-inkomsten voor media, is er in de afgelopen
jaren dus toch meer ruimte ontstaan voor buitenlandcorrespondenten.
(Tabel 1)
Wat verder opvalt is de
stijging van het aantal correspondentschappen bij opiniebladen. Met name de
Groene Amsterdammer heeft een nieuwspersoon op veel plekken in de wereld: het
blad is van de nieuwsmedia met 41 de grootste wat betreft het aantal
correspondentschappen, voor BNR (40 correspondentschappen) en de NOS (35).
Volgens De Nieuwe Reporter geeft de explosieve stijging bij De Groene
Amsterdammer, dat tussen 2006 en 2012 van 3 naar 41 correspondentschappen ging,
een vertekend beeld. De Groene Amsterdammer stapte in die periode over op een
correspondentennetwerk met alleen maar freelancers en het stapte af van een
driekoppig netwerk in vaste dienst dat buitenlandse verhalen coverde.
In 2012 zijn er volgens
het onderzoek dus 250 professionele correspondenten. 204 daarvan werken op
freelancebasis, de overige 46 in een vast dienstverband. Zoals ook in de tendens bij onder meer De Groene Amsterdammer goed te zien is,
kiezen nieuwsmedia steeds vaker voor freelance correspondenten in plaats van
vaste contracten. Je zou zeggen dat dat de mogelijkheden voor een correspondent
vergroot om voor meerdere media te werken, dus meerdere correspondentschappen
op zich te nemen. Toch moeten de correspondenten meer moeite doen om aan
opdrachtgevers te komen. Het aantal opdrachtgevers steeg volgens De Nieuwe
Reporter dan wel in de periode 2006-2012, maar de aantallen (1,34 en 1,55)
liggen nog altijd flink lager dan in 1995, toen een correspondent gemiddeld 2,2
opdrachtgevers had.
In 2012 was er sprake van
een stijging in het aantal correspondentschappen, zoals Tabel 1 aangeeft, maar
het aantal was nog steeds een stuk lager dan 23 jaar eerder, in 1989. De grote
omslag moet tussen 1995 en 2006 hebben gezeten. In die elf jaar ging het aantal
correspondentschappen met 335 omlaag van 658 naar 323. Kortom: in die periode
werd het aantal correspondentschappen meer dan gehalveerd. Hoe dat komt?
Leendert van der Valk geeft als belangrijkste oorzaak de intensievere
samenwerking tussen omroepen. Daardoor konden de omroepen elkaars radio- en
televisiecorrespondenten inzetten, wat betekent efficiënter gaan werken en dus
minder correspondenten in z’n totaliteit gebruiken. Bij de telling in het
onderzoek van 2006 is daar rekening mee gehouden. Niet langer werd gekeken naar
de correspondentschappen per omroep, maar per actualiteitenrubriek. Als iemand
vroeger correspondent was voor KRO, EO en RKK, telde dat als drie
correspondentschappen want drie opdrachtgevers. In het onderzoek van 2006 is de
publieke omroep of het desbetreffende actualiteitenprogramma de opdrachtgever.
Het aantal radiocorrespondentschappen ging in de periode 1995-2006 het hardst
achteruit: van 287 naar 56. Volgens Van der Valk ligt dit, naast de
eerdergenoemde omroepsamenwerkingen, mede aan het feit dat NOS-correspondenten
in die periode naast televisie ook radio gingen maken.
Blinde vlekken?
De Nederlandse
correspondenten waren in 2012 verdeeld over 54 landen. In 2006 waren dat er nog
46. Daarmee kun je dus zeggen dat de spreiding van correspondenten is
toegenomen. Iemand die beredeneert met de overtuiging dat het glas wat
correspondentenspreiding half leeg is, kan opmerken dat de Nederlandse
nieuwsmedia dus in het merendeel van de 194 VN-landen geen correspondent hebben.
Het is daarentegen vaak zo dat een correspondent niet verantwoordelijk is voor
een land maar voor een gebied. Vaak geldt: hoe verder weg, hoe groter het te
verslaan gebied. Zo hebben de meeste media een correspondent voor België, maar
ook een voor compleet Zuid-Amerika.
In zijn boek Wat is nieuws probeert Freerk Teunissen
onder meer te verklaren waarom bepaalde gebeurtenissen in het ene land wel
nieuws zijn, terwijl nagenoeg exact dezelfde gebeurtenis in een ander land voor
ons geen nieuws is. Nieuwswaarde wordt volgens Teunissen verhoogd door
verschillende factoren die allemaal dezelfde thematiek hebben: nieuws moet voor
de gebruiker ‘in de belevingssfeer gebeuren’. De nabijheid kan een rol spelen:
een overstroming in België is voor Nederlandse media prominenter nieuws dan een
in Bangladesh, zoals in het boek als voorbeeld wordt gegeven. Daarbij speelt
ook de status van een land als ‘eliteland’, de frequentie van een gebeurtenis
(overstromingen zullen wel vaker gebeuren in Bangladesh dan in België) en de
betekenis voor het publiek een nadrukkelijke rol. Recent voorbeeld is het
instorten van de textielfabriek in Bangladesh. Het gigantische aantal doden is
een belangrijke graadmeter, maar zeker ook het belang: in die fabriek werd
onder erbarmelijke omstandigheden kleding geproduceerd voor de westerse markt,
voor ons dus. Vervolgens kwam daarover weer een discussie op gang die voor
maatregelen op verschillende niveaus zorgde. Nieuws is vanzelfsprekend niet meetbaar, geen exacte wetenschap, maar via
criteria is wel vast te stellen waarom de ene gebeurtenis wél publiciteit
krijgt en de andere niet, uiteraard allemaal gebaseerd op waarnemingen uit het
journalistieke veld.
In zijn boek gaat
Teunissen ook in op globalisering. Hij schetst een trend waarbij het speelveld
van de journalistiek is vergroot. Door de globalisering zijn we meer
geïnteresseerd in zaken die ver van ons bed spelen en door de komst van
digitale verspreidingswijzen is het nieuws sneller verspreid. Er is wel sprake
van een tegengesteld effect, door die massamedia is informatie ook via burgers
te verkrijgen, maar Teunissen betwijfelt of die informatie altijd even
betrouwbaar is en daarmee of de digitale stroomversnelling een verstikkende
werking heeft voor correspondenten.
De cijfers van de
correspondentenonderzoeken van De Nieuwe Reporter geven Teunissen gelijk: er
zijn meer correspondenten gekomen en ze zijn meer verspreid. Het blikveld van
Nederlandse media wordt groter: het aantal correspondenten gevestigd in de top
10 populairste correspondentenposten (achtereenvolgens de VS, België,
Duitsland, Italië, China, Frankrijk, Groot-Brittannië, Israël, Rusland, Spanje
en Turkije) neemt af. In 1995 zat 61 procent van de correspondenten in een van
deze landen, in 2012 nog 47. Opvallend daarbij is dat het aantal
correspondenten in Duitsland tussen 2006 en 2012 van 16 naar 11 ging, terwijl
het land sinds de economische crisis van 2008 toch een steeds belangrijker
machtsblok lijkt geworden.
Maar de blinde vlek is
absoluut niet Duitsland. Slechts 2 procent van de Nederlandse correspondenten
is gevestigd in Australië, toch een westers land waarmee we goede banden hebben
en waar veel mensen met Nederlandse roots wonen. Het aantal correspondenten in
Azië kan bijna drie keer in het aantal correspondenten in Europa, terwijl het
aantal inwoners van Europa – 731 miljoen in 2005 – vijfenhalf keer past in dat van Azië – 3,938
miljard. In mindere mate zijn Afrika en Zuid-Amerika ook onderbevolkte gebieden wat
betreft Nederlandse correspondenten, met respectievelijk 8 en 7 procent van de
correspondenten.
Vaak bereizen deze journalisten een gigantisch gebied, en niet zelden doet een
correspondent op basis van zijn kennis verslag van een drugsoorlog in Mexico
terwijl hij of zij in Buenos Aires zit. Een afstand van ruim zevenduizend
kilometer. Ter vergelijking: met benzine voor een vliegreis van zevenduizend
kilometer bereik je vanuit Nederland met gemak Kenia. Niet alleen wat betreft
de globalisering krijgt Teunissen dus gelijk, ook wat betreft de
nieuwscriteria: hoe verder van ons bed, hoe groter de blinde vlek want hoe
minder dicht bij onze belevingssfeer. Een vicieuze cirkel, want het publiek
slikt het nieuws uit deze gebieden (nog) niet, en dus stuurt een
buitenlandredactie z’n verslaggevers er (nog) niet naartoe. Als de
digitalisering en de verspreidingstrend doorzetten zullen de blinde vlekken
wellicht oplossen: iedere plek is in dat ideale plaatje binnen handbereik.
Af van het ‘Eddo Rosenthal-effect’
De NOS besluit in 2010 om
het beleid aan te passen wat betreft het inzetten van correspondenten. In vaste
dienst mogen ze niet langer dan vijf tot zeven jaar op dezelfde plek werkzaam
zijn. Toenmalig hoofdredacteur Hans Laroes zegt tegen vakblad Spreekbuis dat de
maatregel vooral bedoeld is om de Nederlandse blik op het nieuws te houden. “Op
een gegeven moment wordt Nederland je buitenland. Door te rouleren krijg je
weer die frisse blik van de nieuwkomer.” Het is de bedoeling van Laroes om
correspondenten na hun termijn voor een periode in Hilversum terug te laten
keren, om ze vervolgens weer op pad te sturen in het buitenland.
Laroes zegt tegen
Villamedia dat de maatregel niet gebaseerd is op ‘bezuinigingsdrang’.
Oud-correspondent Ingeborg Beugel verweet hem dat nieuws niet langer door het
belang ervan werd bepaald, maar door het budget. De maatregel van de
maximumtermijn past daar volgens Beugel in. Ze verwacht dat jarenlange kennis
in één klap wordt weggevaagd, wat volgens haar zelfs een economisch negatief
effect heeft voor een nieuwsorganisatie; een jarenlange investering verdwijnt
ook door het rouleren.
Er ontstaat na de
beslissing in 2010 vrijwel direct een discussie over de koerswijziging, waarin
toenmalig NVJ-voorzitter Marc Visch het voortouw neemt. Hij noemt
correspondenten een ‘lastige en kwetsbare groep’ die je niet zomaar vaste
regels op kunt leggen. “Mensen die het ergens goed doen en goed zijn ingevoerd,
zou je toch niet moeten willen weghalen?” Visch geeft hiermee eigenlijk de
aanzet tot een discussie die onder de oppervlakte zit van de beleidsverandering
van de NOS. Wat is de rol van een correspondent? Moet dat, zoals Hans Laroes
zegt, iemand zijn die een frisse blik heeft? Of, zoals Marc Visch zegt, iemand
die goed ingevoerd is? Het een sluit het ander niet uit, een mengvorm zou
ideaal zijn, maar waar zit dat break-even-point? Volgens de NOS kennelijk bij vijf
tot zeven jaar. Visch geeft aan dat er wel een punt is waarop een correspondent
niet meer optimaal presteert. Hij noemt dat in Villamedia het ‘Eddo
Rosenthal-effect’: “iemand die te lang
op een standplaats zit.”
Wat wordt er van een correspondent verwacht?
In Het Maakbare Nieuws geven diverse buitenlandjournalisten hun visie
op de rol van een correspondent, als antwoord op het boek Het Zijn Net Mensen, waarin Joris Luyendijk de conclusie trekt dat
objectiviteit niet mogelijk is maar vooral dat journalistiek in dictaturen
vrijwel onmogelijk op een waterdichte manier te bedrijven is. Het Maakbare Nieuws is niet zozeer
een bewijs van het ongelijk van Luyendijk: het boek is meer een nuancering en
geeft een beeld dat verder reikt dan het Midden-Oosten.
Bram Vermeulen schrijft in
zijn boek over zijn tijd in Zuidelijk Afrika, waar hij zeven jaar werkte. Hij
zegt dat correspondenten vertaler spelen, uitleggen en als dat niet lukt,
zoeken naar mensen die dat wél zouden kunnen. Step Vaessen bleef langer in Indonesië. Ze gaat iets verder in op de balans
tussen correspondent als verslaggever en deskundige. Ze zegt dat een gemiddeld
correspondentschap drie tot vijf jaar duurt (grappig, dit schreef ze in 2008,
ruim voor de koerswijziging van de NOS) en dat alleen enthousiastelingen langer
blijven. Juist die enthousiastelingen leveren volgens Vaessen een meerwaarde.
Pas na jaren ben je gewend aan de taal, maar vooral aan de verhoudingen in een
land. De meerwaarde van een correspondentschap dat in aantal jaren langer duurt
dan op een hand te tellen is, is volgens Vaessen dat je nieuwsontwikkelingen
zonder hulp van externe deskundigen feilloos in de context kunt plaatsen. Ze
gaat ook in op de enorme afstand van het territorium dat een correspondent moet
bewaken. Vaessen zegt dat ze over een gijzeling in Manila moest vertellen,
duizenden kilometers van haar kantoor in Jakarta. Ze pleit ervoor dat
journalisten bedanken voor dit soort gesprekken en zich richten op hun taak:
duiding.
In perspectief. Vaessen
schreef in 2008, een tijd waarin bezuinigingen binnen nieuwsmedia nog niet zo
gigantisch om zich geen grepen als in de afgelopen jaren. Vaste contracten zijn
in veel gevallen vervangen door freelancecontracten. En een freelancer staat te
springen om elk gesprek, zeker in relatief ‘nieuwsluwe’ gebieden (voor ons ver van ons bed, volgens
de criteria van Teunissen) als Indonesië en eerder benoemde blinde vlekken als
Afrika en Zuid-Amerika, waar je blij mag zijn als je een onderwerp verkocht
krijgt. En laten juist dat gebieden zijn met een lage correspondentdichtheid
dus een gigantisch territorium. Een vicieuze cirkel. Correspondent in
gigagebied wordt freelancer, wil (of eigenlijk móét) ieder gesprek doen en
ontkomt niet aan nieuwsgesprekken over plaatsen waar ‘ie nooit is geweest.
Een interessante toekomstvisie
is die van Timothy Garton Ash in The
Guardian. Hij schreef een analyse over de kwaliteiten die een correspondent
van de 21ste eeuw moet hebben. Wat moet een correspondent nog van de
oude stijl meepikken en welke zaken zijn achterhaald? Timothy Garton Ash
concludeert dat een correspondent in ieder geval moet voldoen aan drie
kenmerken: onafhankelijk, eerlijk en, voor zover mogelijk, in staat zijn te
interpreteren wat er gaande is op zijn plek op dat moment, in een historisch
kader, om het vervolgens te ‘vertalen’ naar de kijker. Dat laatste lijkt het
belangrijkste knelpunt, zeker met een wildgroei aan online bronnen. In zijn
artikel stelt hij ook openlijk de vraag waarom de locals (lokale journalisten,
lokale bronnen) niet de ‘stem van het verhaal’ kunnen zijn in plaats van de
correspondent. “De lokale ontcijfering is niet noodzakelijkerwijs beter gedaan
door een buitenlander”, zo zegt hij. Wat Garton Ash betreft zou de local veel
meer gebruikt moeten worden en is de correspondent alleen verantwoordelijk voor
wat ‘interpretatieve clichés’ om het verhaal voor het thuisfront helder te
maken. Het vereist volgens hem de nodige redactie om dan de juiste locals te
vinden die het juiste verhaal kunnen vertellen, maar het is nog altijd
goedkoper dan een compleet buitenlands bureau. Toch volgt er ook een
waarschuwing voor de scheiding tussen degene die ‘getuigt’ en degene die het
vervolgens interpreteert en vertaalt naar de kijker. Timothy Garton Ash zegt
dat er nooit iets gaat boven zelf op een plek geweest zijn. Ook met
honderdduizenden online clips, blogs en transcripten van telefoongesprekken.
Alleen door ergens geweest te zijn, kun je volgens hem zorgvuldig en met zo min
mogelijk fouten de situatie interpreteren.
Antwoord op het navelstaren
Navelstaren is lastig als
je geen enorme navel hebt. Dat is zeker relatief het geval voor Nederland en daarmee
zijn buitenlandse verhalen belangrijk voor een klein land als het onze. Tot nu
toe heb ik in deze visie puur naar de Nederlandse benadering van buitenlandse
journalisten gekeken: ónze correspondenten. Toch wil ik het blikveld iets
verruimen en kort stilstaan bij de werkwijze in andere landen. Niet omdat
Nederlandse nieuwsmedia niet naar zichzelf zouden moeten kijken. “Als iedereen
in de sloot springt, spring jij er toch ook niet achteraan?”, zei mijn moeder
in mijn basisschooltijd. Ze had gelijk. Dat is ook niet het doel van dit deel
van mijn visie. Doel is om de Nederlandse werkwijze in perspectief te plaatsen,
zoals een goed correspondent al zijn verhalen in perspectief zou moeten
plaatsen. Ik kies ervoor om te kijken naar onze grote broer, Duitsland, en ons
grootste spiegelbeeld binnen een straal van duizend kilometer: Italië. Geen
toevallige keuze: ik liep van april tot en met juni stage in Berlijn op het NOS
Bureau, om vervolgens door te reizen naar Siena voor een studie Italiaanse Taal
en Cultuur van zes maanden.
Te beginnen met Duitsland.
Mijn oud-stagebegeleider Wouter Meijer zegt dat correspondenten ook in
Duitsland rouleren. Grote media als ARD en ZDF en ook de kranten verversen hun
correspondenten na verloop van tijd, maar er zit geen duidelijke structuur in.
Afgebakende regels of stellige termijnen zijn er waarschijnlijk niet.
Ook Annette Birschel, al
17 jaar correspondente in Nederland voor Duitse media, zegt dat een systeem met
scherpe regels zoals de NOS in Duitsland niet voorkomt. Toch rouleren de correspondenten
wel. Het systeem is volgens Birschel erg vergelijkbaar met het Nederlandse, ook
qua ontwikkelingen. “Duitse media gebruiken steeds vaker freelancers en de
omroepen zijn in de loop der jaren gaan samenwerken, ook qua
correspondentennetwerk.” Groot verschil met Nederland is dat kranten vaak
dezelfde correspondent hebben. Dat heeft volgens haar sterk te maken met het
regionale karakter van kranten in Duitsland. “In Nederland zou het bijna
ondenkbaar zijn dat Trouw en Volkskrant dezelfde correspondent zouden inzetten.
Een vergelijkbare concurrentie is er in Duitsland nauwelijks.” Toch is het
volgens Birschel voor krantencorrespondenten moeilijk om het hoofd boven water
te houden, moeilijker dan voor Nederlandse correspondenten. “De Duitse kranten
betalen weinig op. Als je echt geld wilt, moet je dat via de Duitse publieke
omroepen binnenhalen.”
Overigens reageert
Birschel ook op het afnemend aantal correspondenten voor Nederlandse media in
Duitsland. Eerder zagen we dat dat aantal tussen 2006 en 2012 van 16 naar 11
ging. “Duitsland is sinds 2008, toen de economische crisis losbrandde, erg
nadrukkelijk aanwezig in Nederlandse media. Soms word ik overspoeld door
berichten uit mijn land. Ik kan me hooguit voorstellen dat het aantal
correspondentschappen nu door minder personen wordt ingevuld omdat freelancers
meerdere media bedienen: de aandacht is in ieder geval niet minder geworden.”
Omgekeerd geldt dat de Duitse aandacht voor Nederland volgens Birschel afneemt.
“De troonswisseling was een incidentele piek, maar sinds de Europese eenwording
is Brussel belangrijker en berichten verslaggevers die toevallig in de buurt
zijn, in België of in de Nederlands-Duitse grensstreek, over Nederland."
Correspondenten voor
Italiaanse media rouleren juist nauwelijks. Maarten Veeger, correspondent voor
BNR en Het Financieele Dagblad, zegt dat ze lang op hun plek blijven zitten. “In Italië is een correspondentschap in bijvoorbeeld de
VS, Londen of Parijs nogal eens een erebaantje aan het eind van de carrière
van een journalist, of juist een wegpromotiebaan voor lastige types.” Hij merkt
ook dat Nederlandse correspondenten, maar ook de collega’s die
Italië-correspondent zijn voor media over de hele wereld vaak lang in Italië zitten,
omdat het een land is dat veel duiding vereist. “Onder buitenlandse
journalisten in Rome en Milaan zitten ook veel mensen al echt decennia hier. En
sommige daarvan met een vaste aanstelling.”
Via correspondente
Eveline Rethmeier, die onder meer voor Nieuwsuur werkte, krijg ik van drie
hoofdredacteuren - Sole24ore, Lastampa en Il Foglio - te horen dat een roulatiesysteem voor
correspondenten bij Italiaanse media niet bestaat. Mogelijk hebben we ze wel op
een idee gebracht: de hoofdredacteur van Sole24ore zegt dat het wel goed zou
zijn als er regels komen over het verversen. Nu zitten Italiaanse
correspondenten vaak jaren vast in het buitenland.
Conclusie
Bezuinigingen of niet, er
kwamen de afgelopen jaren steeds meer correspondenten voor Nederlandse media.
Ook het aantal correspondentschappen (plek per medium/omroep) steeg. Correspondenten werken steeds vaker op
freelancebasis. Tussen 1995 en 2006 zijn Nederlandse nieuwsmedia efficiënter
met hun correspondenten omgegaan. Met name de publieke omroepen gingen beter
samenwerken op het gebied van buitenlandse nieuwsvoorziening. Het gaat dus best
goed met de Nederlandse correspondent. Ook wat betreft spreiding doet Nederland
het beter. We hebben correspondenten in meerdere landen in de wereld, en die
zitten ook steeds minder in de Top10 van plekken waar we de meeste
correspondenten hebben. Vaak geldt: hoe verder weg, hoe groter het gebied
waarvoor een correspondent verantwoordelijk is. Dat maakt de kans groter dat
een correspondent duiding moet geven over een gebied waar hij nog nooit is
geweest. Nu er meer freelancers zijn, is de honger om zo veel mogelijk
gesprekken te doen, groter geworden. Dat kan nauwelijks ten goede komen van de
kwaliteit. Blinde vlekken voor Nederlandse nieuwsmedia blijven Azië en Afrika.
Vooral met als doel de
Nederlandse blik op het nieuws te houden, kiest de NOS er in 2010 voor om een
maximumtermijn in te stellen voor correspondenten. Ze mogen nog maximaal vijf
tot zeven jaar werkzaam zijn in een bepaald land. Er komt veel weerstand. Zo
zou de maatregel een negatief economisch effect hebben, want jarenlang
uitzoekwerk wordt door een wissel weggegooid. Natuurlijk: er is een punt waarop
iemand te lang in het buitenland actief is. Maar te betwijfelen is of dat bij
vijf tot zeven jaar is. En bovendien: voor sommige correspondentenposten zul je
meer kennis moeten hebben en beter ingevoerd moeten zijn dan andere. Duitsland
vereist een Nederlandse benadering. Landen die veel uitleg vereisen, zoals in
het verre Oosten, verdienen een langere termijn. Step Vaessen zit al 17 jaar in
Indonesië en zegt dat ze pas na jaren profijt kreeg van haar kennis. Natuurlijk
moet de neutrale persoon (de nieuwsredactie in Nederland) beoordelen of de
berichtgeving op een bepaald moment niet meer behapbaar is voor de
nieuwsgebruiker. Maar dat zou niet moeten gebeuren door op voorhand al een
maximumtermijn in te stellen.
Wat is de rol van een
correspondent? Meer duidend, als deskundige, of meer als verslaggever? Het gaat
erom dat je een beeld kunt geven dat zo behapbaar en zo compleet mogelijk is
voor de nieuwsgebruiker. Of je dat als buitenstaander doet met met lokale
bronnen, of door je jarenlange kennis zelf kunt uitleggen, maakt in de meeste
gevallen waarschijnlijk geen verschil. Belangrijk is natuurlijk wel dat je de
situatie op de juiste manier interpreteert. Dat zal in veel gevallen ook weer
landafhankelijk zijn: een situatie interpreteren is anders in België dan in
Ivoorkust. Bij dat eerste land kunnen mensen zich meer voorstellen, omdat het
een land is dat meer overeen komt met Nederland, en dat maakt dat er minder
uitleg nodig is. Opvallend is dat de NOS die scheiding maakt. Lex Runderkamp is
‘reizend verslaggever’ in het Midden Oosten. Je zou verwachten dat hij dan
verantwoordelijk is voor nieuwsgebeurtenissen, terwijl de correspondent, in dit
geval Sander van Hoorn, als deskundige verantwoordelijk is voor de duiding. Het
omgekeerde is waar. De reizend verslaggever houdt zich juist bezig met de
achtergronden en de diepere verbanden, terwijl de correspondent vanuit één
standplaats het nieuws verslaat.
In Duitsland en in Italië
is geen sprake van een doorwisselbeleid. Duitse correspondenten rouleren wel,
maar zonder vaste regels vooraf. Een ideaalbeeld. Italiaanse correspondenten
rouleren juist nauwelijks. Ook hier zijn geen maximumtermijnen. Journalisten
die correspondent worden, krijgen een post vaak als erebaan of omdat ze lastig
zijn. Hoofdredacteuren geven wel aan dat een doorwisselbeleid goed zou zijn.
Kortom. Een
doorwisselbeleid beperkt je op voorhand. Rouleren zou per post en per persoon
moeten worden ingeschat. Een correspondent is verantwoordelijk voor
uitlegverhalen, maar kan dat op verschillende manieren invullen. Maar
deskundigheid vergroot de mogelijkheid om de situatie goed te interpreteren.
Bronnenlijst
Online bronnen:
·
Leendert van
der Valk, Terugloop aantal
correspondenten komt nog, verwachten buitenlandredacties, De Nieuwe
Reporter, http://www.denieuwereporter.nl/2006/07/terugloop-aantal-correspondenten-komt-nog-verwachten-buitenlandredacties/, 10 juli 2006.
·
Twan Spierts,
Tabel 1 bij Aantal
buitenlandcorrespondenten blijft op peil, aantal opdrachtgevers stijgt, De
Nieuwe Reporter, http://www.denieuwereporter.nl/2012/10/aantal-buitenlandcorrespondenten-blijft-op-peil-aantal-opdrachtgevers-stijgt/, 10 oktober 2012.
·
Leendert van
der Valk, Aantal correspondenten neemt
nauwelijks af, aantal opdrachtgevers wel, De Nieuwe Reporter, http://www.denieuwereporter.nl/2006/06/aantal-correspondenten-neemt-nauwelijks-af-aantal-opdrachtgevers-wel/, 28 juni 2006.
·
Twan Spierts, Waar zitten de Nederlandse
buitenlandcorrespondenten?, De Nieuwe Reporter, http://www.denieuwereporter.nl/2012/10/waar-zitten-de-nederlandse-buitenlandcorrespondenten/, 11 oktober 2012.
·
Primark tekent Bangladesh-akkoord, NOS, http://nos.nl/artikel/506584-primark-tekent-bangladeshakkoord.html, 14 mei 2013.
·
CIA, The World Factbook, https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/fields/2119.html, geraadpleegd 21 mei 2013.
·
Linda Nab, NOS correspondenten gaan rouleren,
Villamedia, http://www.villamedia.nl/nieuws/bericht/nos-correspondenten-gaan-rouleren/45175/, 3 maart 2010.
·
Ellen
Rӧling, NOS Nieuws streeft naar goed werkgeverschap bij roulatie
correspondenten, Spreekbuis, http://www.spreekbuis.nl/content/1732/NOS_Nieuws_streeft_naar_goed_werkgeverschap_bij_roulatie_correspondenten.html,
datum niet bekend.
·
(geen auteur
bekend), Het stille drama van de
correspondent, NVJ, http://www.nvj.nl/nieuws/bericht/het-stille-drama-van-de-correspondent/#.UY5JNco2L44, 28 februari 2010.
·
Dolf Rogmans, Onrust onder correspondenten NOS,
Villamedia, http://www.villamedia.nl/nieuws/bericht/onrust-onder-correspondenten-nos/, 4 maart 2010.
·
Timothy Garton
Ash, The foreign correspondent is dead,
long live the foreign correspondent, The Guardian, http://www.guardian.co.uk/commentisfree/2010/dec/08/long-live-the-foreign-correspondent, 8 december 2010.
Boeken:
·
Freerk
Teunissen, Wat is nieuws?, Boom
Onderwijs, tweede oplage 2008, p. 11 t/m 26 en 88 t/m 90.
·
Joris
Luyendijk, Het zijn net mensen; beelden
uit het Midden-Oosten, Podium, twaalfde druk juli 2007.
·
Bram Vermeulen, Het ongelijk van Joris Luyendijk. In: Het maakbare nieuws, antwoord op Joris
Luyendijk – buitenlandcorrespondenten over hun werk, Balans, vijfde druk
2008.
·
Step Vaessen, De vrijheid van Al-Jazeera, In: Het maakbare nieuws, antwoord op Joris
Luyendijk – buitenlandcorrespondenten over hun werk, Balans, vijfde druk
2008.
Gesprekken:
·
Wouter Meijer
op 8 mei 2013.
·
Annette
Birschel op 25 mei 2013.
·
Maarten Veeger
op 10 mei 2013.
·
Eveline
Rethmeier sinds 8 mei 2013.
0 reacties:
Een reactie posten